Koning Willem I regeerde slechts 15 jaar over de ‘Zuidelijke Nederlanden’, maar zijn accijnswet uit 1816 zinderde na tot een halve eeuw na de Belgische onafhankelijkheid.
https://www.dbnl.org/tekst/_gid001193101_01/_gid001193101_01_0060.phpWanneer in 1815 de Republiek der Verenigde Provinciën (Nederland) en de Zuidelijke Nederlanden (België) worden samengevoegd tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden leverde het Huis van Oranje-Nassau de nieuwe koning. Hoewel Willem I amper vijftien jaar koning was, tot aan de Belgische opstand en onafhankelijkheid, zinderde zijn bewind nog bijna 70 jaar na onder Belgische brouwers.
Een wet uit 1816 bepaalde immers dat de accijns betaald moest worden op de netto-inhoud van de beslagkuip. De brouwers uit de Zuidelijke Nederlanden konden zich daarin vinden want zij maakten een dik beslag waarvoor zij één brouwaangifte indienden. Maar, zij verdunden het bier meermaals en maakten er een tweede of derde ‘trek’ uit. Die accijnsregeling ging echter volledig voorbij aan de moderne brouwtechnieken die opmars maakten. In het onafhankelijke België was aanpassing van die Nederlandse accijnswet geenszins prioritair waardoor de Belgische brouwers op de oude wijze bleven brouwen en uit één beslag meerdere bieren haalden. Waren die voor de consument te dun en te waterig, dan bestelde die er wel een jenevertje bij.
De Nederlandse brouwers schaarden zich al in 1867 achter een nieuwe accijnswet op basis van de gestorte hoeveelheid gerstmout, wat hen toeliet om ‘moderne’ lage gistingsbieren te brouwen.
In België blijft het wachten tot 1885 alvorens er enig schot in de zaak komt. Voorzitter van de toenmalige Belgische Brouwers, Louis Systermans, die ook volksvertegenwoordiger was, dient een nieuwe accijnswet in die op 20 augustus 1885 werd goedgekeurd. De accijnzen zouden voortaan worden geheven op de moutstorting. Hierdoor kon men ook gaan brouwen in meerdere ketels – beslagkuip en kookketel – en kon men overschakelen op de toen populaire, heldere, lagegistingsbieren. Het eerste, moderne, lagegistingsbier, werd in mei 1887 voorgesteld in La Grande Brasserie de Koekelberg en daarmee werd de basis gelegd voor de Belgische pilsbieren.